Gerichtere behandeling ouderen met borstkanker

Prof. Cock van de Velde

Cock van de Velde komt op voor onderbelichte doelgroep

​Het probleem

Ruim 60% van alle kankerpatiënten is ouder dan 65 jaar, maar toch is maar weinig bekend over kanker op hogere leeftijd. Er wordt namelijk amper onderzoek naar kanker bij ouderen gedaan. Vanwege de grote fysieke en cognitieve verschillen binnen deze groep zijn vergelijkende studies lastig op te zetten. Ook de resultaten zijn vaak minder eenduidig. Het gevolg is dat er nog veel vragen omtrent de zorg voor oudere patiënten met kanker bestaan. Heeft een tachtigjarige net zoveel baat bij een aanvullende chemokuur als zijn jongere equivalent? Wat zijn de consequenties als een zeventigjarige met diabetes niet die operatie ondergaat?

De huidige behandelrichtlijnen zijn gebaseerd op jongere patiënten. Bij gebrek aan beter gebruiken we die protocollen ook voor ouderen. 

‘We weten het niet’, zegt prof. dr. Cock van de Velde, hoogleraar chirurgische oncologie bij het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘De huidige behandelrichtlijnen zijn gebaseerd op jongere patiënten. Bij gebrek aan beter gebruiken we die protocollen ook voor ouderen, maar ze vertellen niet hoe je moet omgaan met bijkomende kwalen, aanvullend geneesmiddelgebruik of de vraag of de verwachte winst wel opweegt tegen de nadelen. Het is dus echt de hoogste tijd voor gefundeerde behandelrichtlijnen voor oudere kankerpatiënten’.  

KWF Kankerbestrijding steunde hem daarin met de KWO-prijs ter waarde van 2 miljoen euro. Daarmee kon Van de Velde op grote schaal onderzoek doen naar het optimaliseren van de behandeling van oudere patiënten met borstkanker. ‘We zouden oudere patiënten veel meer op maat kunnen bedienen. Wie moet je wel en wie moet je niet behandelen? En op welke wijze dan en hoe belastend is dat? Naar die doelmatigheidsverbetering werken we toe.’

Het onderzoek

In samenwerking met dr. Gerrit-Jan Liefers, collega-chirurg en deskundige op het gebied van  kanker bij ouderen, en prof. dr. Rudi Westendorp, hoogleraar ouderengeneeskunde, zette Van de Velde een driedelig onderzoeksprogramma op. Het eerste deel bestond uit een analyse van bestaande, internationale onderzoeksgegevens van bijna 10.000 oudere patiënten met borstkanker. Gekeken werd in hoeverre de prognose bepaald werd door leeftijd, tumorkenmerken en behandelmethode. In deel 2 werd tumormateriaal geanalyseerd in de hoop biologische factoren (DNA, RNA, eiwitten) te vinden die niet alleen kenmerkend zijn voor ouderen, maar ook iets zeggen over de behandeluitkomst. Deel 3 betrof een observationele studie waarin nieuwe data van bijna 4.000 Nederlandse ouderen met borstkanker verzameld en geanalyseerd werden.

De resultaten

Tot dusver werd aangenomen dat kanker op oudere leeftijd minder agressief is en daarom minder intensief behandeld hoeft te worden. Van de Velde en co kwamen tot een andere conclusie: ‘Borstkanker bij ouderen verloopt niet gunstiger dan bij jongeren. Sterker nog, de borstkankerspecifieke sterfte stijgt met de leeftijd.’ Liefers licht toe: ‘Naarmate men ouder wordt, overlijdt men verhoudingsgewijs vaker aan andere kwalen. Daardoor lijkt de borstkankeroverleving op oudere leeftijd relatief goed te zijn. Als je andere doodsoorzaken buiten beschouwing laat, neemt de kans om aan borstkanker te overlijden echter toe met de leeftijd. Het is dus niet waar dat de tumoren op oudere leeftijd goedaardiger zijn. Biologisch gezien zijn ze op iedere leeftijd hetzelfde. Het is wel zo dat hormoongevoelige tumoren, die een relatief gunstige prognose hebben, vaker voorkomen bij ouderen, maar binnen zo’n subtype hebben wij geen moleculaire factoren gevonden die ouderen onderscheiden van jongeren.’

De prognose van oudere patiënten met borstkanker is de laatste 15 jaar geen steek verbeterd.

In termen van overleving zijn de vooruitzichten voor borstkankerpatiënten de afgelopen jaren sterk verbeterd. Van de Velde ging met zijn onderzoek wat dieper in op de cijfers en ontdekte een opmerkelijk verschil: ‘De prognose van oudere patiënten met borstkanker is de laatste 15 jaar geen steek verbeterd. Het gat tussen jong en oud wordt steeds groter.’

Een andere belangrijke vinding was dat patiënten die aan een klinische studie meedoen niet goed de algemene borstkankerpopulatie representeren. Studiedeelnemers hadden gemiddeld gezien een betere prognose. Dat heeft implicaties voor de manier waarop het onderzoek naar kanker bij ouderen georganiseerd moet worden en voor de interpretatie van resultaten uit klinische trials.

Tot slot kwam naar voren dat de kans op postoperatieve complicaties toeneemt met de leeftijd, vooral als de patiënt daarnaast ook andere aandoeningen heeft. Deze bleken ook de overlevingskans nadelig te beïnvloeden. De kans op terugkeer van kanker bleef hetzelfde.

Hebben de onderzoekers nu een nieuw behandelmodel? Liefers: ’Nog niet, maar we hebben wel aangetoond dat bestaande modellen ontoereikend zijn. In de huidige richtlijnen wordt bijvoorbeeld verwezen naar een online tool, een internetmodel dat gebruikt wordt om te berekenen hoeveel meerwaarde een aanvullende behandeling heeft bij ouderen. De bekendste is Adjuvant! Online. Wij hebben met een publicatie in The Lancet Oncology aangetoond dat dat hulpmiddel inadequaat is. De voorspelde risico’s strookten niet met de werkelijkheid. Daar gaan wij een beter model voor ontwikkelen.’

De toekomst

Het onderzoek heeft diverse nieuwe initiatieven in gang gezet. Een belangrijke is de oprichting van een landelijk TOP-consortium (Tailored treatment for Older Patients) onder auspiciën van de BOOG (Borstkanker Onderzoek Groep). In deze gezamenlijke studie wordt gekeken naar het effect van het weglaten of juist het intensiveren van behandelingen. ‘Alle stakeholders op het gebied van de borstkankerzorg in Nederland zijn bij dit project betrokken. Daardoor zijn de data aan het einde van de rit 1 op 1 te vertalen in een landelijke richtlijn.’ Andere spin-offstudies zijn Climb Every Mountain, gefinancierd uit de opbrengsten van Alpe d’HuZes, en Focus on Choice, gefinancierd door Pink Ribbon. In de eerste wordt gekeken naar de fysieke, cognitieve en sociale impact van borstkankerbehandeling, in de tweede naar de behandelvoorkeuren van ouderen.

Dit onderzoek heeft directe implicaties voor de borstkankerzorg in Nederland. De patiënt van morgen wordt er individueel beter van.

‘Uiteindelijk is misschien wel de grootste winst dat we het onderwerp zowel in Nederland als daarbuiten op de kaart hebben gezet.’, aldus Liefers. ‘Daar gaan we in de toekomst van profiteren.’ Van de Velde vult aan: ‘Dit onderzoek heeft directe implicaties voor de borstkankerzorg in Nederland. De patiënt van morgen wordt er individueel beter van. Juist voor ouderen is behandeling op maat zo belangrijk, want hoeveel is een behandeling ze waard als ze vervolgens hun hond niet meer kunnen uitlaten, hun arm niet meer kunnen bewegen of hun zelfstandigheid verliezen? Dankzij dit onderzoek hebben we meer inzicht verkregen in zulke kwesties.’ Hij sluit af met een boodschap: ‘Het is uitermate relevant dat er geld beschikbaar komt voor het structureren van de zorg voor oudere kankerpatiënten. Verbeterde inzichten in behandelkeuzes zijn voor hen van levensbelang.’