Alpe-onderzoeker in de spotlight: Tobias Dansen

Vier deelnemers Alpe d'HuZes op een rij

De afwijkende eiwithuishouding van kankercellen

In 2013 bedwong Tobias Dansen 6 keer de Alpe d’Huez met een groot team van collega-onderzoekers. Tegenwoordig is hij projectleider van een uniek onderzoek dat mogelijk wordt gemaakt door deelnemers van de Alpe. Hij heeft een belangrijke tip voor de deelnemers: “Vergeet niet om je heen te kijken en te genieten, het is prachtig om in de Alpen te fietsen!”

Terwijl de deelnemers fietsen of lopen, kijkt Dansen vooral om zich heen in kankercellen. Daarbij richt hij zich op hoe kwaadaardige cellen verschillen van gezonde cellen. “Kankercellen hebben een andere DNA-inhoud dan gewone cellen. Tijdens het ontstaan van kanker verdeelt DNA zich niet goed over de cellen en gebeurt het dat de kankercellen DNA missen, of dat er teveel DNA in de cellen zit. Dat DNA wordt in die cellen vertaald naar allerlei eiwitten, dus verwacht je een onbalans in de hoeveelheden van bepaalde eiwitten. 2 keer zoveel DNA dat codeert voor een bepaald eiwit betekent in dit geval ook 2 keer zoveel aanmaak van dat eiwit.”

De levensloop van eiwitten bepalen

De onderzoeker is met name geïnteresseerd in hoe kankercellen het voor elkaar krijgen om, ondanks die onbalans, tóch in leven te blijven. “Normaal gesproken is de eiwithoeveelheid in cellen goed gereguleerd. Als je daarmee sleutelt, komen ze in de problemen. Toch lukt het kankercellen op de een of andere manier om in leven te blijven. Ondanks de afwijkende hoeveelheid DNA hebben ze dus een werkbare hoeveelheid eiwitten. Wij willen onderzoeken hoe die cellen dat doen. Want als we dat weten, kunnen we dat als aanknopingspunt gebruiken om de kankercellen te bestrijden.”

Fundamenteel onderzoek is écht nodig om tot nieuwe medicijnen voor de toekomst te komen.

In het project bekijkt Dansen met zijn team welke eiwitten kankercellen aanmaken en hoe lang die eiwitten in leven blijven. Dat laatste kan een belangrijke aanwijzing geven: “Wij denken dat die kankercellen gaan zitten spelen met hoe lang hun eiwitten meegaan. Als je 2 keer zoveel van een eiwit aanmaakt, heeft de cel een probleem. Maar niét als dit eiwit ook 2 keer zo snel wordt afgebroken. Dit noemen we ‘eiwit-turnover’.”

“Alleen kankercellen met een gunstige eiwit-turnover kunnen overleven”, vervolgt hij. “In het beginstadium van de tumor zie je dat er allerlei fouten optreden. Maar veel van die fouten ‘werken niet’ en leveren de tumor geen groeivoordeel op. Er treedt dan een soort natuurlijke selectie op: deze kankercellen gaan dood. De kankercellen die een methode hebben om hun eiwit-turnover goed te reguleren, kunnen overleven. En die groeien uiteindelijk ook uit tot de tumor.”

De vertaalslag naar behandeling

Het onderzoek is fundamenteel. Dat wil zeggen dat het gaat om het begrijpen van kanker. Er rolt niet direct een nieuwe behandeling uit voor de patiënt. Al kijkt Dansen daar wel degelijk met een schuin oog naar. “We hebben de beschikking over tumor-organoïden: opgekweekte stukjes tumorweefsel van patiënten met darmkanker. Daarin willen we bepalen hoe het nou zit met die eiwitafbraak en -aanmaak. En of je aan de hand van verschillen die we vinden, kunt voorspellen welke medicijnen kunnen aangrijpen op dit proces.”

Want die medicijnen zijn er in sommige gevallen al. “Er zijn andere ziekten waarbij de eiwithuishouding een belangrijke rol speelt, zoals Alzheimer en Parkinson. Medicijnen tegen deze ziekten grijpen in op de stapeling of de afbraak van eiwitten. In de kliniek worden zulke middelen ook al weleens bij bepaalde vormen van kanker ingezet. Met succes, maar tot nu toe was niet helemaal duidelijk waaróm het werkte. Het kan goed dat die medicijnen werken doordat ze ingrijpen op het proces waar wij nu naar kijken. Ons onderzoek kan dan de kennis opleveren die aangeeft voor welke patiënt het toepasbaar is.”

Dansen is tot slot blij dat er ook steeds meer fundamentele onderzoeksprojecten mogelijk worden gemaakt door financiering uit het Alpe d’HuZes/KWF-fonds: “Rondom fundamenteel onderzoek heerst vaak het idee dat het niet toepasbaar is of pas over 20 jaar voor medicijnen zorgt. Maar als we dat fundamentele onderzoek 20 jaar geleden niet hadden gedaan, hadden we de medicijnen van nu niet gehad. De focus ligt tegenwoordig erg op translationeel onderzoek, met een duidelijke vertaalslag naar de patiënt. Er moet natuurlijk wel wat te vertalen zijn. Fundamenteel onderzoek is dan ook écht nodig om tot nieuwe medicijnen voor de toekomst te komen. Dat hopen wij in ons onderzoeksproject ook te bereiken.”