Onderzoeker van de week: Rutger-Jan Swijnenburg

Onderzoeker Rutger Jan Swijnenburg

​Alvleesklierkanker beter in beeld brengen

Gepubliceerd op 1 juli 2019

Alvleesklierkanker eerder opsporen. Sneller het optimale behandeltraject inzetten. Zien of chemotherapie werkt. Succesvoller opereren. Dr. Rutger-Jan Swijnenburg, chirurg in Amsterdam UMC, heeft een letterlijk lumineus idee om dit alles te verwezenlijken: de PANSCAN.

Een jaar of 10 geleden maakte de jonge arts en onderzoeker van dichtbij mee hoe alvleesklierkanker genadeloos toe kan slaan: “Een naast familielid overleed op veel te jonge leeftijd aan deze vreselijke ziekte. Bij diagnose waren er al uitzaaiingen. Het was een kwestie van maanden.” De tragische gebeurtenis motiveert hem tot op de dag van vandaag: “De ziekte is vaak fataal en er is weinig hoop, daar moet iets aan gedaan worden.”

Moeilijke tumor

Alvleesklierkanker is één van de dodelijkste vormen van kanker. Een groot probleem is dat de ziekte meestal erg laat aan het licht komt. In 80% van de gevallen is de ziekte al vergevorderd bij het stellen van de diagnose. Slechts 20% procent van de patiënten komt in aanmerking voor een operatie.

We hopen met de PANSCAN veel beter te kunnen inschatten of opereren op dat moment zinvol is.

Dat biedt helaas geen garantie op betere vooruitzichten, betreurt dr. Swijnenburg: “Als we tijdens de operatie uitzaaiingen ontdekken, staan we zo goed als machteloos. Ook komt het geregeld voor dat we de tumor niet of niet volledig kunnen verwijderen. Bijvoorbeeld als hij is doorgegroeid in belangrijke bloedvaten. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de tumor na een geslaagde operatie toch weer snel terugkomt. Deze patiënten zijn qua overleving nog slechter af dan als ze niet geopereerd waren. Tot slot zijn er nog patiënten die een goedaardige afwijking blijken te hebben zoals een ontsteking. Zij hadden helemaal niet geopereerd hoeven worden.”

Zien is weten

Er is dus dringend behoefte aan betere diagnostiek. Met de PANSCAN, een samentrekking van de woorden ‘pancreas’ (alvleesklier) en ‘scan’, wil dr. Swijnenburg alvleesklierkanker beter in beeld brengen. Het project kwam tot stand in nauwe samenwerking met onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC): “We onderzoeken of we met de PANSCAN beter onderscheid kunnen maken tussen alvleesklierkanker en goedaardige afwijkingen. Ook gaan we onderzoeken of we uitzaaiingen en tumoren kleiner dan 1 cm kunnen opsporen. Met huidige technieken zoals CT- en MRI-scans is dat niet mogelijk. Uiteindelijk hopen we met de PANSCAN veel beter te kunnen inschatten of opereren zinvol is op dat moment.”

Swijnenburg zegt bewust ‘op dat moment’, want steeds vaker krijgen patiënten eerst chemokuren: “De chemotherapie is bedoeld om de tumor te verkleinen en eventuele uitzaaiingen te bestrijden. Dat verhoogt de kans op een succesvolle operatie. Dankzij deze voorbehandeling kunnen we de tumor vaker volledig verwijderen met een kleinere kans op terugkeer.”

Wij gaan onderzoeken of we met de PANSCAN al vroeg kunnen zien of chemotherapie werkt.

Bij deze aanpak is het belangrijk om te weten of de chemokuur aanslaat. Ook daarin moet de PANSCAN voorzien: “Op CT- en MRI-beelden is heel slecht te zien hoe de tumor reageert op chemotherapie. De grootte van de tumor zegt namelijk niet alles. Een tumor kan ook afsterven zonder te krimpen. Dat uit zich dan als littekenweefsel, maar dat is niet te zien op scans. Het is dus gissen of de chemotherapie haar werk heeft gedaan. Wij gaan onderzoeken of we met de PANSCAN wél dat onderscheid tussen dode en vitale kankercellen kunnen maken na behandeling met chemotherapie.”

Radioactieve speurstof

De naam PANSCAN is nu een paar keer gevallen, maar wat ís het nou eigenlijk? Rutger-Jan legt het uit: “Het begint met het inspuiten van een tracer. Dat is een stof die zich aan één specifiek molecuul in het lichaam hecht. Van prof. Gambhir, een autoriteit op het gebied van de moleculaire beeldvorming met wie ik samenwerk in Stanford, hebben we een bijzondere tracer gekregen. Deze hecht zich aan een eiwit dat aanwezig is in alvleesklierkankercellen, maar niet in dode cellen, ontstekingscellen en gezond alvleesklierweefsel. Door een radioactieve stralingsbron aan de tracer vast te maken, is de kankercel zichtbaar te maken met een PET-scan. Dat is een apparaat dat radioactiviteit afbeeldt. Op die manier kunnen we de tumor – en hopelijk ook uitzaaiingen – heel precies lokaliseren en onderscheiden van goedaardige afwijkingen.”

Screening en andere mogelijkheden

Als de PANSCAN een succes wordt, betekent dat een aanzienlijke verbetering van de diagnostiek en de behandeling van alvleesklierkanker. Rutger-Jan denkt intussen alweer verder vooruit: “Ik wil ook gaan onderzoeken of de PANSCAN geschikt is voor screening. Bijvoorbeeld bij families die erfelijk belast zijn met een verhoogd risico op alvleesklierkanker. Vroege opsporing kan hen veel leed besparen. Daarnaast zijn we bezig om de tracer te koppelen aan een fluorescerende stof. Met een speciale camera zien chirurgen dan letterlijk waar de tumor zit en wat ze moeten wegsnijden. Ook is het interessant om een sterkere stralingsbron te gebruiken. Dan kun je de kankercellen meteen vernietigen. Mogelijkheden te over dus voor deze mooie techniek.”