Onderzoek naar vroege opsporing van kanker

Onderzoeksfocus vergrootglas

Voor sommige vormen van kanker bestaan methoden om de ziekte in vroeg stadium op te sporen. Vroeg opsporen is belangrijk, want dat vergroot de kans dat er nog een genezende behandeling mogelijk is. KWF financiert verschillende onderzoeken naar vroege opsporing van kanker. Onze donateurs maken bijvoorbeeld onderzoek mogelijk naar nieuwe manieren om kanker op te sporen in bloed, of urine; methoden om de bestaande bevolkingsonderzoeken te verbeteren, en om meer te leren over kanker en erfelijkheid. Op deze pagina zetten we een aantal van deze veelbelovende projecten op een rijtje.

Kanker opsporen in bloed

Eind 2015 werd de wereld verrast met groot, hoopvol nieuws: een innovatieve techniek die kanker opspoort in slechts een druppel bloed. Aan de basis van deze doorbraak staan prof. dr. Tom Würdinger (Amsterdam UMC - locatie VUmc) en zijn onderzoeksteam. Zij ontdekten dat kanker een soort genetische voetafdruk achterlaat in bloedplaatjes, waarmee het zijn aanwezigheid verklapt.

Een kant-en-klare bloedtest is er (nog) niet, maar met dit KWF-onderzoek komt de toepassing in de kliniek weer een stapje dichterbij. De aandacht van professor Würdinger gaat daarbij specifiek uit naar het onderscheid tussen kanker en andere aandoeningen, zoals ontstekingen: “Het lijkt er namelijk op dat we met deze techniek ook ontstekingen kunnen aantonen in bloed. Dat testen we in dit onderzoek voor diverse inflammatoire aandoeningen. We willen natuurlijk geen ruis in de test. Die moet wel goed onderscheid kunnen maken tussen kanker en gezonde cellen én tussen kanker en ontstekingen.”

Ook prof. Gerrit Meijer timmert hard aan de weg om kanker op te sporen in bloed. Met een internationaal Dream Team werkt Meijer aan een test die kan worden gebruikt in het bevolkingsonderzoek darmkanker. Meijer verwacht dat de bloedtest gevoeliger is dan de huidige methode (waarin wordt gekeken naar de aanwezigheid van bloed in ontlasting). Ook kan zijn bloedtest achterhalen of een gevonden tumor zo agressief is dat chemotherapie nodig is, of dat dit achterwege gelaten kan worden.

Prostaatkanker opsporen in urine

Prof. Guido Jenster en zijn team werken aan een urinetest voor prostaatkanker. Dat zou voor patiënten veel ongemak schelen. “Bij biopten heb je naalden nodig, maar er is niks zo gemakkelijk als even plassen", aldus Jenster.

In dit onderzoeksproject staat de vraag centraal welke moleculen er allemaal in urine te vinden zijn, die iets vertellen over de prostaattumor. “Je prostaat lekt altijd een klein beetje vloeistof. Dat komt in je urine terecht. Bij prostaatkanker bevat die vloeistof ook materiaal van kankercellen, zoals eiwitten en genetisch materiaal. Wij willen uitzoeken welke van deze moleculen aangeven of het een gevaarlijke kanker is, of niet. Met die kennis kunnen we een test maken en bij patiënten testen of het werkt en beter is dan de huidige methoden.”

Bevolkingsonderzoeken 

De bevolkingsonderzoeken maken het mogelijk om kanker in een vroeg stadium op te sporen. Er zijn bevolkingsonderzoeken naar borst-, darm- en baarmoederhalskanker. Hoewel deze bevolkingsonderzoeken levens redden, kleven er ook nadelen aan. Zo zijn de gebruikte methoden niet altijd even prettig. En brengt kankerscreening niet alleen tumoren aan het licht, maar ook afwijkingen waarvan het eigenlijk niet duidelijk is of ze wel écht gevaarlijk zijn. Moet je zulke afwijkingen behandelen, of kun je ze net zo goed laten zitten? 

Daarom financiert KWF diverse projecten om de bevolkingsonderzoeken verder te verbeteren. Bijvoorbeeld onderzoek naar artificial intelligence, waarbij computers helpen om de juiste diagnose te stellen. Of onderzoek naar de mogelijkheid van een meer op het individu toegepaste screening, in plaats van bevolkingsonderzoek waarbij iedereen even vaak wordt uitgenodigd - terwijl er misschien mensen zijn die vaker of juist minder vaak mee zouden hoeven doen.

Borstkanker

Prof. Jelle Wesseling (NKI) werkt internationaal samen om een beter onderscheid te kunnen maken tussen verdachte afwijkingen die worden gevonden in het bevolkingsonderzoek borstkanker. Bij ruim 2000 Nederlandse vrouwen wordt per jaar een voorstadium van borstkanker gevonden, DCIS genoemd. Met de huidige technieken is het niet mogelijk om vast te stellen of DCIS echt zal uitgroeien tot gevaarlijke tumor, of niet. Wesseling en zijn team willen hier verandering in brengen, zodat vrouwen niet een onnodig zware behandeling krijgen.

Medio 2019 is een onderzoek gestart naar artificial intelligence bij mammogrammen: lukt het om met algoritmen beter informatie uit borstfoto's af te lezen? Dit project staat onder leiding van dr. Mireille Broeders. Een publiekssamenvatting van dit project staat in onze onderzoeksdatabase

Darmkanker

Een vergelijkbaar onderzoek, maar dan voor darmkanker, gaat in 2020 van start in Maastricht: prof. Ad Masclee wil met zijn onderzoek de vroege opsporing van darmkanker verbeteren. Als mensen in het landelijke bevolkingsonderzoek darmkanker worden doorverwezen voor een kijkonderzoek (coloscopie), komt het in 43 procent van de gevallen voor dat poliepen in de darm worden aangetroffen. Deze kúnnen uitgroeien tot darmkanker, maar dit is lang niet altijd het geval. Dat onderscheid valt echter niet altijd goed met het blote oog te maken. In nauwe samenwerking met de TU Eindhoven en het Catharina Ziekenhuis Eindhoven, ontwikkelt Masclee in dit project een computergestuurd systeem dat de diagnostiek moet verbeteren. Een betere inschatting van poliepen leidt tot minder onder- en overbehandeling.

Baarmoederhalskanker

Geen artificial intelligence, maar wel een belangrijke stap in het stellen van de juiste diagnose: de onderzoeksgroep van dr. Renske Steenbergen (Amsterdam UMC - locatie VUmc) publiceerde in 2020 in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift over verbetering van baarmoederhalskankerscreening. Bij de huidige HPV-test komt het nog weleens voor dat een vrouw wordt doorverwezen terwijl er achteraf geen sprake blijkt van kanker. De onderzoekers hebben samples van vrouwen die meededen aan het bevolkingsonderzoek geanalyseerd, en daarin een set biomarkers (signaalmoleculen) gevonden die het mogelijk maakt om beter te voorspellen of een gevonden afwijking een doorverwijzing rechtvaardigt. Dat kan overbehandeling voorkomen.

Erfelijkheid

Kanker zelf is niet erfelijk, de aanleg voor kanker wel. Bij ongeveer 5% van alle mensen met kanker speelt erfelijke aanleg een rol in het ontstaan van de ziekte. Iemand met een erfelijke aanleg voor kanker loopt meer risico op het krijgen van een bepaalde soort kanker. Soms is er door erfelijke aanleg een hoger risico op meerdere soorten kanker. Een erfelijke aanleg kan van ouder op kind worden doorgegeven.

    WF financiert verschillende onderzoeken naar kanker en erfelijkheid. Onderzoeken met als doel beter in kaart te brengen welke mensen een hoger risico hebben om in hun leven kanker te ontwikkelen. Zodat aan hen passend vervolgonderzoek en eventueel behandeling geboden kan worden.

    Diverse KWF-onderzoeken naar erfelijkheid:

    Externe links: